Oprichters: Robert Decarne (Beveren a/d IJzer), Bert Hendrycks (De Panne), Walter Platevoet (Veurne), Raymond Pylyser (Veurne) en Carol Vandoorne (Veurne).
Als uitvalbasis kochten zij herberg "Het Gemeentehuis" (Wulveringem). Het pand werd omgebouwd tot onthaalcentrum, eethuis en taverne. De vroegere naam "Dryconinghen" werd in ere hersteld. Nu is dit het bekende "Gasthof Driekoningen".
Om de drie jaar kiezen de leden een nieuw bestuur. De opeenvolgende voorzitters waren: Jan Sansen, Roger Blondeau, Robert Travers, Raymond Heddebauw, Daniël Vanderscheuren, André Depoorter en Cécile Cambien.


Beheer en Redactie van 3koningenkrant:
Thierry Deleu, Zandzeggelaan 18 te 8670 Oostduinkerke
thierry.deleu2@telenet.be
0475/811763
http://3koningenkrant.blogspot.com

dinsdag 31 juli 2012


OOSTDUINKERKSE AUTEUR THIERRY DELEU: 

EEN BEZIGE BIJ OF SLAAF VAN ZIJN PEN?

                                                                       
“Schrijven over wat voorbij is, om morgen niet vergeten te zijn?”
Schrijf ik autobiografisch? Is dit niet voor alle schrijvers gelijk: een mix van fictie en non-fictie? Schrijven is ooit een therapie geweest, maar sinds jaren schrijf ik omdat ik het graag doe, een uit de hand gelopen hobby.
Thierry Deleu is een babbelaar (als hij eenmaal zijn eerste schroom heeft overwonnen). Hij is helemaal ingeburgerd in zijn nieuwe stek: Oostduinkerke, op enkele stappen van de duinen, het strand en de zee en daarom stelt hij zijn nieuwe boeken altijd in Koksijde voor.
Wij hebben ons hier vlug en gemakkelijk geïntegreerd. Vooral mijn vriendschap met de burgemeester heeft vele deuren geopend. Ik heb zijn vrienden en zijn medewerkers leren kennen. Jan Loones, Pat Stockelynck, Raf Sonneville, José en Ilse Chamon, om er enkelen te noemen. Ook mijn vriendschap met Fernand Florizoone is bij iedereen bekend.
Je roots liggen in Harelbeke, zeg je altijd, maar is dit ook zo?
Ja, ik weet dat je allusie maakt op het feit dat ik van Wevelgem kom, dit is juist, maar ik heb in Harelbeke zo lang gewoond en gewerkt en actief deelgenomen aan het verenigingsleven, dat het mij lijkt alsof ik er niet ben aangeland maar geworpen.
Wat wil je dat ik zeg? Ik gaf er les van 1962 tot 1989, – dat jaar werd ik directeur van de Middenschool in Tielt, – ik woonde er van 1976 tot 2000, ik speelde er toneel, ik schreef mappen teksten voor de lokale politici, ik had er veel vrienden, een groot sociaal netwerk. Ik mis dat alles niet, maar ik denk er wel eens aan. Logisch toch?
Deleu is een onderwijsmens. Eerst als leerkracht, pedagogisch begeleider, daarna als directeur en vier jaar vóór zijn oppensioenstelling als kabinetsattaché bij Vlaams minister van Onderwijs. 
Zijn omvangrijke oeuvre bevat drie hoofdbestanddelen: poëzie, romans en essays. 
Hoe zou je jezelf omschrijven?
Mijn publiek moet altijd eerst even wennen. Moet je lachen of huilen? Is het cynisch of is het triestig? Zoals het met een ironisch mens vergaat, weet je nooit echt wat sneer is en wat als verbloeming is bedoeld. Wat grap is, en wat droefgeestigheid. Een betere omschrijving van mezelf kan ik je niet geven. Deze kenmerken vind je ook terug in mijn zeven romans: altijd met een knipoogje naar de lezer.
In 1966 richtte hij met Lionel Deflo het tijdschrift ‘Kreatief’ op. Hij verliet twee jaar later
de redactie en schreef, in opdracht van uitgeverij De Sikkel, enkele leerboeken Nederlands voor het beroepsonderwijs. Met Marcel Coolsaet richtte hij het tijdschrift ‘Boulevard’ op (1970-1980). Van 1981 tot 1987 was hij, samen met Guy van Hoof, hoofd van uitgeverij Het Schaap, die vooral poëzie van nieuwkomers publiceerde.
Geloof je in een leven na de dood? 
Ik ben geen atheïst. Ik geloof in mensen. De dingen die ik niet begrijp, probeer ik te geloven, indien ze mij door competente mensen worden verteld. Ik houd niet van uitersten: aan de ene kant zij die absoluut geloven in een geopenbaarde God en aan de andere kant zij die het bestaan van God even absoluut loochenen. Dit zijn fundamentalisten. Het antwoord op de vele vragen moet je zoeken tussen deze twee extremiteiten. Ik heb al ondervonden dat je onderweg zoveel vriendelijke mensen ontmoet: tolerant, luisterbereid, met respect voor anderen. Je moet de wetenschap haar gang laten gaan.
Plannen?
Leven is méér dan schrijven, leven is ook liefhebben! En wie liefheeft, is bang dat de dood daar een einde aan maakt. Dit is realiteit.
Plannen? Het 2de jaarboek van “De 50 Meester-dichters van de Lage Landen bij de zee” is op 7 december 2011 op het gemeentehuis van Koksijde voorgesteld.
Ook het over de poëzie van mijn vriend Fernand Florizoone, een gelukkig, gedroom Arcadia, is in april 2012 voorgesteld onder ruime belangstelling.. Het al geciteerde essay Schoon volk in de hemel? hoop ik in december 2012 te kunnen uitgeven. Momenteel werk ik aan een achtste roman.
Onlangs verscheen het boek 1661 – Dum spiro, spero dat je samen schreef met de burgemeester van Koksijde?
Toen ik zag hoe Koksijde de laatste jaren, het laatste decennium, uitgroeide tot één van de mooiste badplaatsen aan onze Vlaamse kust, deed mij dat nadenken. Wie was daar de motor van? Of wie waren daar de voortrekkers van? Ik kwam uit bij de burgemeester en zijn bestuursploeg. Mijn besluit stond vast: ik zou een boek schrijven over Marc Vanden Bussche.
De burgemeester was zich daar niet van bewust, niet van mijn bedoeling of van de noodzakelijkheid van zo’n initiatief. Ja, de vraag kwam van mij. Ik wou een boek schrijven over een man die vanaf de jaren ’90 zijn gemeente in goede banen heeft geleid.
Ik heb dit boek niet alleen geschreven. Laat dat duidelijk zijn. Marc dacht eerst mee en in een volgende fase schreef hij ook mee. Wij zijn co-auteurs: we hebben samen het boek geschreven. Het is het resultaat van samen-denken en samen-schrijven. Op zijn aanwijzen is het een familiekroniek geworden.
Je vriendschap met Fernand Florizoone wordt stilaan legendarisch. Of overdrijf ik?
Fernand is de dichter-nestor van de Westhoek, ik mag hem mijn vriend noemen, voor mij is hij de grootste levende dichter van de Lage Landen bij de zee.
Ik heb Fernand beter leren kennen en waarderen sinds wij aan zee wonen, we ontmoeten elkaar meer, we zijn graag in elkaars gezelschap, wij genieten van dichterlijke (atmo)sfeer in onze gemeente, we weten wat wij aan elkaar hebben, wat wij in elkaar appreciëren, wij zijn geen “dikkenekken”.
Om af te sluiten, Thierry, nog één vraag. Je bent voorzitter van ‘De 50 Meester-dichters van de Lage Landen bij de zee’. Wat moet ik mij daar bij voorstellen? 
Toen ik de chef hoorde zeggen dat hij bij “De 33 Meester-koks van België” behoorde, – en zag hoe zijn ogen straalden -, kreeg ik ineens een inval die tot dit initiatief zou leiden. Ik zou een club van “De 33 Meester-dichters van Vlaanderen” stichten! De gastronomie en de kunst van het dichten vonden elkaar en het was liefde op het eerste gezicht! Het aantal “Meester-dichters” werd tot 50 uitgebreid. Toen ook de roep uit Nederland aanhield, werd het genootschap uitgebreid tot “De 50 Meester-dichters van de Lage Landen bij de zee”.
Ik dank je, Thierry, dat je mij zo welwillend en uitvoerig hebt geantwoord op alle vragen.  
Hij publiceerde 22 gedichtenbundels, 7 romans, 6 essays, 4 bloemlezingen, 2 leerboeken Nederlands.
José Chamon

maandag 30 juli 2012




Beste confrater, jij van wie ik het e-mailadres heb,

Vind je het niet spijtig dat leden die over een pc beschikken, hun e-mailadres niet willen bekend maken aan de voorzitter, de secretaris of aan mij op thierry.deleu2@telenet.be?

Indien ik over de e-mailadressen zou kunnen beschikken van al onze internetleden, dan zou ik een nieuwe lijst kunnen opmaken en zo de verspreiding van onze 3koningenkrant (nog) meer uitstraling kunnen bezorgen.

De confraters die (nog) geen pc hebben, blijven een beetje in de kou staan. Maar het Dagelijks Bestuur beraamt zich over dit probleem. Misschien één keer per jaar een nummer in papiervorm? Vraag is (en blijft): is er hiervoor ernstige belangstelling? Toch geen excuus om ons internettijdschrift niet te (moeten) lezen?

Voordeel van ons huidig krantje? Het kan elke dag worden aangepast (soms meerdere keren per dag), het is doorlopend en eindeloos in ruimte en tijd. Het kost niets en ik doe het graag.

Spoor de confraters aan die een (onterechte) schrik hebben dat wij hun privacy zullen schenden, om hun e-mailadres bekend te maken.

Groetjes,

Thierry





zaterdag 28 juli 2012


Dames en Heren,

Sinds ik geen gouverneur meer ben is mijn hoofdbezigheid geworden in opdracht van de federale regering het nationaal herdenkingsprogramma 14-18 te coördineren.
De voornaamste reden waarom ik deze opdracht uiteindelijk aanvaard heb is dat ik en mijn familie, zoals zoveel andere families uit de streek, a.h.w. opgegroeid zijn met herinneringen aan deze oorlog.
Mijn grootouders hebben in 1912 een herenhuis gekocht in leper en in 1919-20, bij de terugkeer uit de vlucht, vonden zij enkel amper nog de plaats terug waar het huis gestaan had. Mijn vader, geboren in 1907, verbleef 4 jaar in een schoolkolonie ergens in Frankrijk ver weg van zijn ouders, hij was een “enfant de I'Yser”; na de oorlog moest hij wegens de oorlogsomstandigheden zeer tegen zijn goesting zijn studies stopzetten om thuis te helpen; mijn oudste oom was soldaat aan de IJzer. Zo zijn wij opgegroeid met 's avonds verhalen over de grote oorlog in het halfduister rond de Leuvense stoof.
Maar toen, als kind, beseften we maar half, 'welke bijzondere oorlog die 1ste WO was geweest. Tot dan waren het veelal veldslagen met rechtstreekse contacten van beperkte legers, denk maar aan de slag van Waterloo. De 1ste Wereldoorlog was, hoe paradoxaal ook, tezelfdertijd een oorlog waarvan men nooit goed geweten heeft, waarom ze was uitgebroken, (in 1914 zei men in de verschillende hoofdsteden dat het zo'n vaart niet zou lopen, wat in het gedrang was kon men niet goed weten), maar na korte tijd werd het een totale vernietigingsoorlog.
Uiteindelijk was het de bedoeling de zogenaamde vijand totaal te vernietigen. Winnaar zou word en het land dat het meest reserves aan mensen had.
Ook de techniek van de oorlog was anders geworden. Massa's mensen werden ingezet, maar de tegenstrevers, aan de andere kant, had nu mitrailleurs, artillerie, tanks, later gas, ... die in staat waren in enkele minuten honderden mensen neer te maaien. En die mensen werden door de topofficiers steeds maar weer te grabbel gegooid, aan een onzichtbare tegenstrever gewapend met massadodend materiaal.
De 1ste WO was ook de oorlog die voor het eerst een wereldoorlog werd genoemd omdat veel landen, ook van ver, aan het front meevochten. India, de Franse kolonies, China, Afrika, op het einde ook Amerika, waren op een of andere manier betrokken bij de oorlog.
Men vraagt zich af hoe het komt dat er bijvoorbeeld van Nieuw-Zeeland, toen één miljoen inwoners, er 100.000 soldaten, dus 1/10de van de bevolking, hier aan het Westers Front vochten, en waarom.
Bij velen leefde wellicht de hoop dat hun solidariteit met hun moederland zou helpen in hun streven naar autonomie of onafhankelijkheid.
Zo is de ganse wereld betrokken geweest in de oorlog. Slotsom: ongeveer 9,4 miljoen soldaten en nog 4 miljoen burgers lieten het leven. Per oorlogsdag waren er gemiddeld 3 doden per minuut. Sommige landen betaalden een bijzonder hoge tol. Het kleine Servië bijvoorbeeld: van de mannelijke bevolking tussen 15 en 55 jaar overleefden meer dan 60% de oorlog niet.
België was nog relatief gespaard gebleven. Er sneuvelden toch nog 38.000 soldaten, hoewel Koning Albert zeer verstandig zoveel mogelijk probeerde het Belgische leger buiten dat spel van wederzijdse blinde vernietiging te houden.
En tenslotte was deze 1ste WO ook een bijzondere oorlog, omdat de vrede nadien eigenlijk geen vrede was. Het Verdrag van Versailles was, o.m. door de principes van etnische identiteit waarop het de grenzen in Europa hertekende, in feite de grondslag van een volgende wereldoorlog.

En de winnaars waren geen echte winnaars, want vanaf dan verloren Engeland en Frankrijk hun leidersrol in de wereld ten voordele van nieuwe landen zoals de Verenigde Staten.
Het is nu onze plicht de feiten van toen te herinneren en te herdenken, en er lessen uit te trekken.
Ook en vooral in deze streek, die na de periode van de Duitse inval in augustus tot november 1914 - met een belangrijk aantal burgerslachtoffers in een aantal steden zoals Luik, Mechelen, Leuven, Dendermonde, Dinant, Andenne, ... - het centrum was van een front dat er de 4 daaropvolgende jaren nauwelijks zou bougeren.
Ikzelf heb de opdracht het Belgisch programma te organiseren, maar uiteraard zijn er nog anderen die dat doen binnen hun bevoegdheden, als de gemeenschappen en gewesten (zoals Vlaanderen), de provincies (zoals West­-Vlaanderen), de steden en gemeenten (zoals leper, Heuvelland, Zonnebeke, ... ).
Ik heb ook de opdracht die programma's te coördineren, en te proberen te verhinderen dat er in België oorlog zou gevoerd worden over de oorlog.

Mijn opdracht bestaat er ook in het programma ook internationaal te coördineren met de initiatieven die in andere landen genomen worden.
Zo staan we in permanent contact met de ambassadeurs van zeer veel landen, en ook met de nationale coördinatoren die in andere landen zoals Frankrijk, Engeland, Australië, ook Duitsland, Ierland, Canada e.a. zijn aangesteld.
Ik krijg nu een groot aantal voorstellen van initiatiefnemers van projecten die wens en opgenomen te worden in het nationaal programma, al dan niet met financiële steun. We hebben een wetenschappelijk commissie aangesteld (3 Vlaamse en 3 Franstalige professoren) die de projecten moeten doorlichten en ons advies geven.
En wat de financiering betreft is het zo dat wij zelf ook moeten voor ieder project zeggen hoe het wellicht kan gefinancierd worden. Gelukkig heeft de regering op 6 juli beslist dat een deel van de Lottogelden aan het programma kunnen besteed worden. In ieder geval mogen we niet vergeten dat we in de eerste plaats de talrijke doden moeten gedenken, en dit moeten we doen in een geest van soberheid, sereniteit, en wars van iedere vorm van triomfalisme of zelfverheerlijking, of overdreven economische exploitatie.
Het programma zal dan ook opgebouwd worden rond 3 thema’s:
1.      herdenken van de slachtoffers, wie die ook waren - het gaat niet me er om “wij” en “zij”;
2.      het bevorderen van de vrede, en die boodschap vooral richten naar de jongeren van nu - zeer belangrijk
3.      en tenslotte het versterken van de internationale organismen die erop gericht zijn door internationale samenwerking conflicten te proberen te voorkomen, zoals de Europese Unie.
Als we hierin slagen, dan zullen we misschien een bescheiden steentje kunnen bijdragen dat, na de vreselijk bloederige vorige eeuw, deze eeuw er een moge worden van betere internationale verdraagzaamheid en vrede.

Paul Breyne

vrijdag 27 juli 2012

Aankondiging

Van confrater, Paul Breyne, commissaris-generaal van het Instituut voor Veteranen, gewezen gouverneur van West-Vlaanderen, ontving ik zijn recente spreekbeurt over de Eerste Wereldoorlog t.g.v. de herdenking.
Ik zal de tekst integraal plaatsen op ons internettijdschrift.
Dank, Paul,

Thierry


Foto archief: ondertekening Samenwerkingsverband "Maritieme Opleidingen" Zeebrugge 13 januari 1998 tussen Provincie West-Vlaanderen (P. Breyne) en Vlaams minister van Onderwijs (afgevaardigde Th. Deleu)

Vakantiekiekje: 
Fernand Florizoone leest een gelukkig, gedroomd Arcadia (Th. Deleu) 

dinsdag 24 juli 2012


IN DE KANTLIJN

Het Westhoekgevoel


Maar liefst 77,5 % van de inwoners voelt zich ‘Westhoeker’. De grootste troeven van de Westhoek zijn de open ruimtes en uitgestrekte landschappen, de authenticiteit van de streek (terug te vinden in onder andere het sappige dialect en het oorlogserfgoed) en de grote deelname aan het verenigingsleven.

90,7 % vindt het belangrijk dat het toerisme in de Westhoek gepromoot wordt. Dit grote draagvlak heeft te maken met het belang van toerisme als bron van inkomsten voor inwoners van de streek. Best scorende troeven zijn het typische karakter van de streek, de gastronomie, de landschappen en de fietspaden. Er mag niet enkel op oorlogstoerisme gefocust worden.

De Westhoek scoort goed tot zeer goed op vlak van leefomgeving en verenigingsleven. 65,7 % van de ondervraagden vindt dat ze zich zelf ook actief inzetten voor een betere Westhoek. Dit kan gaan van het lidmaatschap van een plaatselijk bestuur, bewonersplatform of vereniging tot het organiseren van evenementen en het onderhoud van de landschappen.

Thierry Deleu 

maandag 23 juli 2012


BRAY-DUINEN                                            

Het bruidsbed van de zee,                    
er bloeit pauwblauw van vergeten hondsroos 
en oude prenten bewaren vissersboten,      

op onze grens van zand en wind           
spelen konijnen en een kind,                 

er staat een lied van zee                      
in re mineur                                        
op de tweesprong van de taal.              

Uit: Grens van zand en wind     

Fernand Florizoone    




BRAY-DUNES

Le lit de noces de la mer,
il y fleurit un bleu de paon d'églantine oubliée
et de vieilles gravures gardent des bateaux de pêche,

sur notre congin de sable et de vent
jouent des lapins et un enfant,

il y a un chant de la mer
en ré mineur
où bifurque la langue.

Uit: Frontière de sable et de vent

Fernand Florizoone 
Traduit par Marcel Hennart

zondag 22 juli 2012


Tweede fictieve (*) brief van de voorzitter


Beste confraters,

Het is zomer. Ik bedoel: zomervakantie voor studenten, scholieren en leerlingen. Tijd maken om niets te doen. Ik bedoel: niet hoeven uit werken te gaan. Voor de gepensioneerden onder ons (en die zijn in de meerderheid) tijd om onze ‘vakantie’ te onderbreken.

Sommigen gaan (alweer) op reis. Anderen gaan naar zee of naar ons eigen buitenland, de Ardennen. Waar je hoe dan ook gaat: zon, zon, zon.

Maar maak ook eens tijd om ons voorbije werkjaar te evalueren. Een nieuwe voorzitter, een nieuw Dagelijks Bestuur, nieuwe leden en triest maar onoverkomelijk: ook enkele leden die naar ‘de eeuwige jachtvelden’ afreisden.

Voel jij ook de nieuwe wind die er stilaan aankomt rollen? Overleg, waardebepaling, voorstel tot vernieuwde missie, herbronning van doelstellingen en activiteiten. Zo hoort het, zo stagneert onze Orde niet, zo blijven wij actueel, zo blijft de Orde gespeend van ‘kwalen en kwaaltjes’, zo versterken wij onze saamhorigheid.

Onze recente activiteit (bezoek aan de Vlaamse School in Komen) was op velerlei gebied een schot in de roos: onthaal, aperitief en hapjes, BBQ, uitleg over de school, onze verbroedering met de lokale Marnixring. De tafelspeech van gewezen voorzitter, Cecile Cambien, heeft velen beroerd. Ik voelde mij thuis. Jullie ook?

Het Dagelijks bestuur, onder leiding van voorzitter Wout Cornette, is enthousiast en eensgezind. Na de zomervakantie gaan wij weer aan de slag. Beloofd!

Denk erom, met regelmaat, ons 3koningenkrantje te lezen op http://www.3koningenkrant.blogspot.com.


Groeten,

De fictieve voorzitter

* Fictief betekent: verzonnen, denkbeeldig, bedacht, imaginair, gefingeerd, geveinsd, ingebeeld, niet werkelijk, niet echt, verdicht.



Op de inschrijvingswebsite http://causerie.clubactivities.net/causerie zijn de omschrijvingen die Karel Cambien voorbereidde als volgt te zien


woensdag 18 juli 2012



DIT IS MIJN LAND


Het land staat in lege halmen rietgras
te kleumen aan de waterkant.
Het is najaar en weer wachten wij.
De wind krimpt. Achter de kim in een

buil van licht schuilt hoog zwanger een
zachte regen. Ineens voluit
als een open mond verbazing
stort het licht in weidse akkers neer.

Lui ligt de zon op haar rug, te
stoeien op het watervlak. Even
maar beroer ik haar met mijn pink.
Dit is mijn land mijn vrij asiel.


Thierry Deleu

vrijdag 13 juli 2012

Onze partners op BBQ Vlaamse basisschool in Komen (Comines) op 11 juli


MARNIXRING

De Marnixring is een van oorsprong Vlaamse en op Vlaanderen gerichte, maar inmiddels internationale serviceclub, met afdelingen in Vlaanderen, Nederland, Zuid-Afrika en Franse Nederlanden.
De naam verwijst naar de historische figuur van Filips van Marnix van Sint-Aldegonde, Heer van Sint-Aldegonde (1540-1598) die tal van opdrachten vervulde in dienst van Willem van Oranje. Hij verpersoonlijkt de doelstellingen van de Marnixring.
De Marnixring werd opgericht in 1968, toen Frans nog de voertaal was in de overgrote meerderheid van serviceclubs, zoals de Rotary of de Lions. Met de oprichting van een Vlaamse serviceclub, met het Nederlands als voertaal trachtte men hiervoor een alternatief te bieden.
Aan de wieg van de Marnixring staat Pol van den Noortgate, uitbater van de herberg De Kalvaar te Voorde bij Ninove. Ook André Monteyne, Jos Mertens en Raymond Vindevogel behoren tot de pioniers van de vereniging.
De Marnixring heeft tot doel de Nederlandse taal- en cultuurgemeenschap te dienen
door het verspreiden en bevorderen van de Nederlandse taal en cultuur,
door vriendschap en dienstbetoon onder zijn leden aan te moedigen ongeacht hun levensbeschouwelijke en politieke overtuiging
en door het bevorderen van solidariteit, verstandhouding en vrede door het ideaal van dienstvaardigheid.
De Marnixring wil, boven de partijpolitiek heen, iedereen, die bereid is de Nederlandse taal en cultuur te verspreiden en te bevorderen, helpen deze doelstelling waar te maken.
De forumfunctie van de Marnixring bestaat erin om organisatorische en logistieke faciliteiten aan te bieden voor een platform, waar andere organisaties, begaan met een problematiek, die ook de Marnixring aanbelangt, hun verschillende opvattingen aan elkaar toetsen en tot gemeenschappelijke conclusies en zelfs strategieën komen.
Alle serviceclubs hebben dienstvaardigheid in hun doelstellingen ingeschreven. De Marnixring is de enige serviceclub die de dimensie "bevorderen van onze taal en cultuur" in zijn doelstellingen heeft opgenomen.
Het verenigingsleven van de Marnixring krijgt vorm in elke ring in maandelijkse bijeenkomsten en andere activiteiten en in de uitwerking van ringprojecten.
De maandelijkse bijeenkomsten gaan gepaard met een maaltijd en meestal is een spreker aan het woord. Partners en gasten worden uitgenodigd op de meeste activiteiten.
Een nationaal project van de Marnixring informeerde jongeren over de geschiedenis van de Vlaamse ontvoogding. Hiervoor ontving de Marnixring de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap.
Een ander nationaal project was erop gericht om buitenlanders die er verblijven Vlaanderen beter te leren kennen.
Een nationaal ‘humanitair’ project ondersteunt ringen die hulp verlenen aan initiatieven ten voordele van kansarmen in hun regio.
Een aantal ringen kent culturele prijzen toe.
Elk jaar wordt iemand of een organisatie die zich op een uitzonderlijke wijze verdienstelijk heeft gemaakt, onderscheiden met de erepenning van de Marnixring.
In 2005 ontving Piet Chielens van het In Flanders Fields Museum de erepenning van de Marnixring. De vorige jaren was de erepenning voor onder andere Ivan Mertens van Vlaanderen Vlagt, de Vlaams-Brabantse zender Ring-TV, Richard Celis en Maurits Coppieters. In 2006 werd aan de voet van het Taalmonument (Paarl/Suid-Afrika) de Marnixring Erepenning uitgereikt aan Prof. Kotze. In 2008 werd een Erepenning verleend aan Eric Ponette en in 2009 aan Remi Vermeiren.
De Marnixring heeft 1200 leden en telt 57 afdelingen, die ringen genoemd worden. De ringen hebben een grote autonomie.
Organisatorisch is de Marnixring opgedeeld in 8 regio's: Midden-Brabant, Zuid-Brabant, Limburg, Oost-Vlaanderen Noord, Oost-Vlaanderen Zuid, West-Vlaanderen Noord, West-Vlaanderen Zuid en Zuid-Afrika.
De ringen worden geïdentificeerd met nummer, naam, bestuurlijk arrondissement en regio binnen de Marnixring.
De leden gaan met elkaar om in vriendschap en staan elkaar ten dienste. Verschil in politieke of filosofische overtuiging is daarbij geen hinder.
Nieuwe leden moeten worden voorgedragen. Zij worden gekozen omwille van hun engagement. Dit moet getuigen van actieve betrokkenheid bij de Nederlandstalige cultuurgemeenschap.
Zowel mannen als vrouwen kunnen lid zijn.

Kanttekeningen bij het 11-juli Feest
Onze missie


De Orde Driekoningen heeft als doel, het behoud en de ontplooiing van onze eigen Vlaamse culturele identiteit, in alle openheid met andere culturen. Haar actieradius behelst de Westhoek en het Land over de Schreve (Frans-Vlaanderen).
Wie de ‘Vlaamse Strijd’ bekijkt, stelt vast dat de Vlamingen terrein hebben gewonnen, maar een aantal twistpunten (politiek, economisch, sociaal en cultureel) moeten nog worden beslecht. Waar ligt het eindpunt voor de Vlaamse eisen? Het antwoord verschilt van partij tot partij, van vereniging tot vereniging, van orde tot genootschap.

In die situatie hebben sommigen de neiging om achteruit te leunen en apathisch te worden. Fout! Het Vlaamse discours mag geen speeltuin worden van een kleine fractie Vlamingen. Wij moeten onze taal- en cultuurgebruikers opnieuw leren bewust(er) worden van hun identiteit, hun eigen Vlaams profiel.

Ook onze Orde mag niet bang zijn van een bijzonder duidelijke Vlaamse opstelling in woord en daad. Onze Orde mag niet verengen tot regionalisme en navelstaarderij, of zich bezondigen aan een superioriteitsgevoel. Wij hebben een welomschreven opdracht: het behoud en de uitbouw van het Frans-Vlaamse levensgevoel, met respect voor subtiliteit en complexiteit.

De inwoners van het land van over de Schreve noemen zichzelf soms ‘les Flamands de France’. De Westhoekers noemen het land van net over de grens ook soms ‘de Franse Westhoek’, geprangd tussen de Vlaamse buur in het noorden en de Picardische cultuur in het zuiden.
De term ‘Pays de Flandre' werd onlangs officieel erkend door de Conseil Général van het departement. Hij bundelt twee andere ‘pays', zoals de vroegere kantons nu genoemd worden: het ‘Pays des Moulins de Flandre' en het ‘Pays Coeur de Flandre'. Deze twee gemeenschappen vormen samen het stukje ‘Nord' tussen Bergues en Belle. Er wonen 400.000 mensen. Er bestaat ook zoiets als ‘Région des Pays Bas Français', ‘La Flandre Côte d'Opale', natuurlijk ‘Frans-Vlaanderen' en nog meer.
Maar het Pays de Flandre is een idyllische streek die vooral West–Vlamingen een nostalgische gevoel geeft.

Onze missie is meer dan nostalgie, het is ook een reactie op de globalisering. Mensen willen de zekerheid van het vertrouwde terugvinden.
De Schreve ligt er wel degelijk. Fransen en Vlamingen zijn niet dezelfden en spreken niet dezelfde taal. Als je de nieuwsgierigheid naar en van de buur wilt bevorderen, dan moet je investeren in tweetaligheid, met respect voor de dialecten.

“Een Frans-Vlaming is een (historisch) geschaakte broer die in een andere familie opgroeide, een verloren broer die nu en dan eens opduikt,” zegt Luc Devoldere van Ons Erfdeel.
Is er een familierelatie? Hij is een goede buurman. Beiden hebben wij een geschiedenis die wij delen.

Voor onze Orde is Vlaamsgezindheid meer dan een nostalgisch gevoel. Zij wil een actuele zingeving geven aan dit Frans-Vlaams levensgevoel. De wijze waarop staat ter discussie in haar Dagelijks Bestuur.

Thierry Deleu





donderdag 12 juli 2012

Geertrui's hoekje

Zopas verscheen het boek 175 jaar Muziekonderwijs in Ieper!
Het boek vormt het sluitstuk van een jubileumjaar waarin oudleerlingen van de Stedelijke Academie voor Muziek en Woord concerteerden.

Het boek vertelt in vijf hoofdstukken de geschiedenis van de school:
1. Van het begin tot aan de eerste Wereldoorlog.
2. Het interbellum tot 1964.
3. De groei van de school tot 1990.
4. Het vernieuwde muziekonderwijs tot nu.
Het vijfde hoofdstuk bevat anekdotes en weetjes en bij het boek hoort ook een DVD met heel wat uniek materiaal.

Aan het boek werkten mee: Alexander Declercq, Ludwich Devlieghere, Jean-Jacques Mahieu, Geertrui Seys, Staf Verheye en Dirk Viaene.

Het is een uitgave van de Stad Ieper en werd door Lannoo gedrukt. Het boek is te verkrijgen in de Academie en in het Ieperse Stadhuis, en in de Standaard Boekhandel.
***************************************************************************************
En ook nog dit: Er is een nieuwe themawandeling in Ieper, een literaire wandeling gebaseerd op het boek Ieper beschreven (uitg. Lannoo) van Geertrui Seys

Eens iets anders in de vakantietijd?
Wat dacht je van een klankwandeling "Vive le Geus" door Geuzenland?
Sinds juni kun je de wandeling op eender welk moment van de dag maken. Je moet alleen de wandeling downloaden  www.west-vlaanderen.be) op je IPod, IPad of waar dan ook en verder wandelen op eigen tempo door Nieuwkerke (Heuvelland).
De teksten zijn van Geertrui Seys, de stemmen zijn die van beroepsmensen van radio en TV.
Een aanrader...

Geertrui Seys
Jef Callens
Ieper

Persbericht


KAREL CAMBIEN
Gesprekken met VIJFTIG West-Vlaamse ondernemers
2007-2012



Vandaag, 25 juni, verschijnt “Gesprekken met 50 West-Vlaamse ondernemers”, het nieuwste boek van auteur-journalist Karel Cambien. In 2002 en 2007 verschenen al soortgelijke edities.
In deze nieuwste editie gaat Karel Cambien in diepte-interviews met West-Vlaamse topondernemers op zoek naar alle aspecten van het ondernemerschap: strategie, financieel management, HR, innovatie, sales, export, aandeelhouderschap, corporate governance, enzovoort. Ook de “mensen achter de cijfers”, met hun verwachtingen en hun vragen, komen in elke bijdrage ruimschoots aan bod. De kleurenfoto’s van de hand van topfotograaf Dries Decorte geven een grote meerwaarde aan het boek.
Vijftig ondernemers werden na een grondige selectie in het boek opgenomen, waaronder niet de minsten: Willy Naessens, Luc Desender (Electrawinds), Philippe D’heygere (Lapauw International), Alfred Hoet (Turbo’s Hoet), Chris Maene (Piano’s Maene), Dirk Wynants (Extremis),  Paul Renson (Renson), Jan Valcke (Vasco), Peter Vyncke (NV Vyncke), de gebroeders Tuytens (Concordia Textiles), Bart Brackx (Jetair), enzovoort.
Dit boek bundelt de diepte-interviews die Karel Cambien de voorbije jaren (2007/2012) afnam met een keurgroep van vijftig West-Vlaamse ondernemers. Deze gesprekken werden gepubliceerd in “Ondernemers”, het tweewekelijkse magazine van VOKA West-Vlaanderen, en zijn een soort “greatest hits” of “best of”. Met uitzondering van de interviews van 2012, worden al deze gesprekken ook kort geactualiseerd.
Alle sectoren van de economie -van voeding tot textiel, van interieur tot distributie, van ICT tot puur industriële bedrijven, enzovoort- zijn aan de orde. Dikwijls gaat het om sterk groeiende familiebedrijven. De ondernemers zelf komen uit de vier windrichtingen van de provincie West-Vlaanderen. Zowel de door de wol geverfde ondernemers als beloftevolle starters passeren de revue, zowel mannelijke als vrouwelijke ondernemers. Ook sommige West-Vlamingen die in het verre buitenland actief zijn, komen aan bod.
De vijftig ondernemers verdienen met hun bedrijf, en ongeacht de sector waarin ze actief zijn, het etiket van “hidden champions”, verborgen kampioenen die bijna zonder onderscheid ook furore maken op de Europese of op de wereldmarkt. Nu eens zijn ze marktleiders, dan weer blinken ze uit door hun drang naar innovatie, hun schrander strategisch inzicht, hun flinke flexibiliteit of hun gezond verstand.
Wie dit boek leest, en met dank aan de ondernemers in deze oplage, hoeft misschien niet eens meer naar de Vlerick School voor Management.


Praktische info:
Gespreken met vijftig West-Vlaamse ondernemers - editie 2012
verantwoordelijke uitgever en auteur: Karel Cambien
·         360 bladzijden       
·         Kostprijs: 25 euro (excl. BTW)Het boek is te verkrijgen bij: de auteur (karel.cambien@euronet.be), bij VOKA West-Vlaanderen of via de website van De Standaard Boekhandel.