Oprichters: Robert Decarne (Beveren a/d IJzer), Bert Hendrycks (De Panne), Walter Platevoet (Veurne), Raymond Pylyser (Veurne) en Carol Vandoorne (Veurne).
Als uitvalbasis kochten zij herberg "Het Gemeentehuis" (Wulveringem). Het pand werd omgebouwd tot onthaalcentrum, eethuis en taverne. De vroegere naam "Dryconinghen" werd in ere hersteld. Nu is dit het bekende "Gasthof Driekoningen".
Om de drie jaar kiezen de leden een nieuw bestuur. De opeenvolgende voorzitters waren: Jan Sansen, Roger Blondeau, Robert Travers, Raymond Heddebauw, Daniël Vanderscheuren, André Depoorter en Cécile Cambien.


Beheer en Redactie van 3koningenkrant:
Thierry Deleu, Zandzeggelaan 18 te 8670 Oostduinkerke
thierry.deleu2@telenet.be
0475/811763
http://3koningenkrant.blogspot.com

dinsdag 31 juli 2012


OOSTDUINKERKSE AUTEUR THIERRY DELEU: 

EEN BEZIGE BIJ OF SLAAF VAN ZIJN PEN?

                                                                       
“Schrijven over wat voorbij is, om morgen niet vergeten te zijn?”
Schrijf ik autobiografisch? Is dit niet voor alle schrijvers gelijk: een mix van fictie en non-fictie? Schrijven is ooit een therapie geweest, maar sinds jaren schrijf ik omdat ik het graag doe, een uit de hand gelopen hobby.
Thierry Deleu is een babbelaar (als hij eenmaal zijn eerste schroom heeft overwonnen). Hij is helemaal ingeburgerd in zijn nieuwe stek: Oostduinkerke, op enkele stappen van de duinen, het strand en de zee en daarom stelt hij zijn nieuwe boeken altijd in Koksijde voor.
Wij hebben ons hier vlug en gemakkelijk geïntegreerd. Vooral mijn vriendschap met de burgemeester heeft vele deuren geopend. Ik heb zijn vrienden en zijn medewerkers leren kennen. Jan Loones, Pat Stockelynck, Raf Sonneville, José en Ilse Chamon, om er enkelen te noemen. Ook mijn vriendschap met Fernand Florizoone is bij iedereen bekend.
Je roots liggen in Harelbeke, zeg je altijd, maar is dit ook zo?
Ja, ik weet dat je allusie maakt op het feit dat ik van Wevelgem kom, dit is juist, maar ik heb in Harelbeke zo lang gewoond en gewerkt en actief deelgenomen aan het verenigingsleven, dat het mij lijkt alsof ik er niet ben aangeland maar geworpen.
Wat wil je dat ik zeg? Ik gaf er les van 1962 tot 1989, – dat jaar werd ik directeur van de Middenschool in Tielt, – ik woonde er van 1976 tot 2000, ik speelde er toneel, ik schreef mappen teksten voor de lokale politici, ik had er veel vrienden, een groot sociaal netwerk. Ik mis dat alles niet, maar ik denk er wel eens aan. Logisch toch?
Deleu is een onderwijsmens. Eerst als leerkracht, pedagogisch begeleider, daarna als directeur en vier jaar vóór zijn oppensioenstelling als kabinetsattaché bij Vlaams minister van Onderwijs. 
Zijn omvangrijke oeuvre bevat drie hoofdbestanddelen: poëzie, romans en essays. 
Hoe zou je jezelf omschrijven?
Mijn publiek moet altijd eerst even wennen. Moet je lachen of huilen? Is het cynisch of is het triestig? Zoals het met een ironisch mens vergaat, weet je nooit echt wat sneer is en wat als verbloeming is bedoeld. Wat grap is, en wat droefgeestigheid. Een betere omschrijving van mezelf kan ik je niet geven. Deze kenmerken vind je ook terug in mijn zeven romans: altijd met een knipoogje naar de lezer.
In 1966 richtte hij met Lionel Deflo het tijdschrift ‘Kreatief’ op. Hij verliet twee jaar later
de redactie en schreef, in opdracht van uitgeverij De Sikkel, enkele leerboeken Nederlands voor het beroepsonderwijs. Met Marcel Coolsaet richtte hij het tijdschrift ‘Boulevard’ op (1970-1980). Van 1981 tot 1987 was hij, samen met Guy van Hoof, hoofd van uitgeverij Het Schaap, die vooral poëzie van nieuwkomers publiceerde.
Geloof je in een leven na de dood? 
Ik ben geen atheïst. Ik geloof in mensen. De dingen die ik niet begrijp, probeer ik te geloven, indien ze mij door competente mensen worden verteld. Ik houd niet van uitersten: aan de ene kant zij die absoluut geloven in een geopenbaarde God en aan de andere kant zij die het bestaan van God even absoluut loochenen. Dit zijn fundamentalisten. Het antwoord op de vele vragen moet je zoeken tussen deze twee extremiteiten. Ik heb al ondervonden dat je onderweg zoveel vriendelijke mensen ontmoet: tolerant, luisterbereid, met respect voor anderen. Je moet de wetenschap haar gang laten gaan.
Plannen?
Leven is méér dan schrijven, leven is ook liefhebben! En wie liefheeft, is bang dat de dood daar een einde aan maakt. Dit is realiteit.
Plannen? Het 2de jaarboek van “De 50 Meester-dichters van de Lage Landen bij de zee” is op 7 december 2011 op het gemeentehuis van Koksijde voorgesteld.
Ook het over de poëzie van mijn vriend Fernand Florizoone, een gelukkig, gedroom Arcadia, is in april 2012 voorgesteld onder ruime belangstelling.. Het al geciteerde essay Schoon volk in de hemel? hoop ik in december 2012 te kunnen uitgeven. Momenteel werk ik aan een achtste roman.
Onlangs verscheen het boek 1661 – Dum spiro, spero dat je samen schreef met de burgemeester van Koksijde?
Toen ik zag hoe Koksijde de laatste jaren, het laatste decennium, uitgroeide tot één van de mooiste badplaatsen aan onze Vlaamse kust, deed mij dat nadenken. Wie was daar de motor van? Of wie waren daar de voortrekkers van? Ik kwam uit bij de burgemeester en zijn bestuursploeg. Mijn besluit stond vast: ik zou een boek schrijven over Marc Vanden Bussche.
De burgemeester was zich daar niet van bewust, niet van mijn bedoeling of van de noodzakelijkheid van zo’n initiatief. Ja, de vraag kwam van mij. Ik wou een boek schrijven over een man die vanaf de jaren ’90 zijn gemeente in goede banen heeft geleid.
Ik heb dit boek niet alleen geschreven. Laat dat duidelijk zijn. Marc dacht eerst mee en in een volgende fase schreef hij ook mee. Wij zijn co-auteurs: we hebben samen het boek geschreven. Het is het resultaat van samen-denken en samen-schrijven. Op zijn aanwijzen is het een familiekroniek geworden.
Je vriendschap met Fernand Florizoone wordt stilaan legendarisch. Of overdrijf ik?
Fernand is de dichter-nestor van de Westhoek, ik mag hem mijn vriend noemen, voor mij is hij de grootste levende dichter van de Lage Landen bij de zee.
Ik heb Fernand beter leren kennen en waarderen sinds wij aan zee wonen, we ontmoeten elkaar meer, we zijn graag in elkaars gezelschap, wij genieten van dichterlijke (atmo)sfeer in onze gemeente, we weten wat wij aan elkaar hebben, wat wij in elkaar appreciëren, wij zijn geen “dikkenekken”.
Om af te sluiten, Thierry, nog één vraag. Je bent voorzitter van ‘De 50 Meester-dichters van de Lage Landen bij de zee’. Wat moet ik mij daar bij voorstellen? 
Toen ik de chef hoorde zeggen dat hij bij “De 33 Meester-koks van België” behoorde, – en zag hoe zijn ogen straalden -, kreeg ik ineens een inval die tot dit initiatief zou leiden. Ik zou een club van “De 33 Meester-dichters van Vlaanderen” stichten! De gastronomie en de kunst van het dichten vonden elkaar en het was liefde op het eerste gezicht! Het aantal “Meester-dichters” werd tot 50 uitgebreid. Toen ook de roep uit Nederland aanhield, werd het genootschap uitgebreid tot “De 50 Meester-dichters van de Lage Landen bij de zee”.
Ik dank je, Thierry, dat je mij zo welwillend en uitvoerig hebt geantwoord op alle vragen.  
Hij publiceerde 22 gedichtenbundels, 7 romans, 6 essays, 4 bloemlezingen, 2 leerboeken Nederlands.
José Chamon

Geen opmerkingen:

Een reactie posten